donderdag 12 december 1996

Bij de dokter


Bij de dokter 

Ik voel me een zombie, ik stap 
als Frankenstein met zware tred 
mijn armen lijken aangezet 
en net als lood, mijn lijf is slap 

ik rochel groene, gele fluimen 
met hier en daar wat bloed er bij 
een mens loopt mij verschrikt voorbij 
ik zou mezelf het liefst ontruimen 

uit mijn mond komt zacht gepiep
en alles lijkt vertraagd te gaan
was ’t iemand die een vloek uitriep
welk beest heeft mij dit aangedaan

ontsteld klamp ik mijn huisarts aan
de dokter zegt: “Gewoon een griep!”


© bert deben
Antwerpen, december 1996. 



vrijdag 25 oktober 1996

We hebben niets meer te verhalen ...

.


Stilleven
met 2 vragen

We zitten in een praatcafé
we praten niet – ik bewonder
het interieur en onder-
tussen nip ik van mijn thee

je zit naast mij en drinkt iets mee
een soort jenever en zonder
iets te zeggen kijk je rond – er
hangt een stilte tussen ons getwee

we hebben niets meer te verhalen
ik neem het bierviltje dat voor mij ligt
en schrijf tot deze zin toe dit gedicht

dan vraag je stil: “Zal ik betalen ?”
zo weet ik tevens dat we gaan
ik doe alvast mijn jas maar aan.


© bert deben
Antwerpen, vrijdag 25 oktober 1996, voor H.
.
.

donderdag 10 oktober 1996

De bundel waaruit je mij gedichten las

.

De bundel waaruit je mij gedichten las  (*) 
verdween al gauw weer in de kast 
en het alledaagse maakte het samenzijn 
tot een lang en saai verhaal 

ik telde nog de korrels zand 
in een woestijn 
berekende de verbittering en de steden 
waar we nimmer zouden samen zijn 
 
en merkte dat ik eenzaam was  
 
in de plaats van het gemis in mij 
las jij alleen nog maar de krant. 


© bert deben 
Antwerpen,in bad, dond. 10 oktober 1996, voor H. 
(*) ‘Hanestaart’ van Tom Lanoye. 


zondag 29 september 1996

Oh tederheid, waar ben je ...

Uit de tentoonstelling 'Poetry in the Picture'


© bert deben Antwerpen, 29 september 1996
gedicht gepubliceerd in Flikkeragenda 1999 en literair tijdchrift Gist
.

vrijdag 30 augustus 1996



Noem mij niet Schat 
ik haat dit godverdomd cliché 
van twee verloren zielen die 
vernielend door het leven gaan 
waanbeelden boetseren en elkaar 
castreren met oeverloos geslijm 
als woorden schat en lieveling 

om dan een leven lang 
gebruik te maken van elkaar 
denkend dat eenzaamheid 
draaglijker is met twee.  
 
 
© bert deben 
Antwerpen, 30 augustus 1996, voor H.

 

 

zaterdag 24 augustus 1996



Ik zie, ik zie
ik zie wat niemand anders ziet:
ik zie mij in de spiegel staan
geheel ontdaan, ook van mijn kleding
een stuk verdriet in een cocon
(een jasje dat ik zelf dan spon
van vele draden zelfbedrog)

de blonde jongen
de Peter Pan die nooit een man zal zijn
de engel der bekoring
de dichter van het eigenleed

ik zie
wat niemand ooit bezichtigen mocht 
de waardeloze schrijver
die zichzelf voor tweemaal niets verkocht.


© bert deben
Kamperland, zaterdag 24 augustus 1996.

 

 

woensdag 31 juli 1996

Maar toch verdwijnt de onrust niet ...


 
De Onrust
.
Maar toch verdwijnt de onrust niet
hoezeer ik ook naar vrede tracht
de deining heeft mij in haar macht
en brengt mij leegte en verdriet

hoe zacht ben ik en toch graniet
verlangend maar soms ondoordacht
en hoe nerveus rond middernacht
als niemand mij de liefde biedt

ik zoek maar vind slechts namaaksfeer
en bouw rond mij een muur van schijn
een burcht waarin men mij niet vindt
maar slechts het beeld dat ik creëer

een beeld dat breekt als porselein,
als iemand mij dan écht bemint.


© bert deben
Antwerpen, 31 juli 1996,
geschreven na het beluisteren van een reportage rondom Alice Nahon.

gepubliceerd in 'Schoon Schip' jg 21, nr. 4 - 2014.

.
.

dinsdag 30 juli 1996

Stoptrein 4u40



Stoptrein 4u40

De trein komt langzaam aan tot leven 
met kleine oogjes toch althans
ontwaken zoekt een tweede kans
de geestdrift is niet overdreven

na elk station deint het refrein
de reiziger kent de cadans
het is een wiegen in balans
terwijl perrons de schakels zijn

forenzen kijken onderkoeld
de vroege shift is opgestaan
en heeft de zon nog niet ontdekt

de trein rijdt traag maar goedbedoeld
van plaats tot plaats terwijl de maan
gemoedsrust schenkt aan het traject.


© bert deben
L-trein Brussel – Antwerpen, 30 juli 1996. 

Geschreven tussen 4u40 en 5u39, na eerst een korte overnachting in het station (laatste trein gemist), waarbij ik enkele malen werd wakker gemaakt door de politie om mijn treinticket te tonen (om aan te tonen dat ik geen landloper was, terwijl ik een maand voorheen nog een kasteel had als 2de verblijf 😊).

zaterdag 6 juli 1996

Rug tegen rug

 


Rug tegen rug zittend op een weide
mijn schouders strak tegen de zijne
hij leest, ik schrijf, en wij verdwijnen
in de massa van een festival.


© bert deben
Antwerpen, Konijnenweidefestival, 06 juli 1996

 



zondag 23 juni 1996

Ik hoef geen luxe, geen kasteel




Ik hoef geen luxe, geen kasteel 
ik wil slechts een geliefde zijn 
een jongen uit een magazijn 
die deel uitmaakt van een geheel 

een stukje maar, een onderdeel 
van iemand waar ik in verdwijn 
waarmee ik even één kan zijn 
ik eis van ’t leven niet zoveel 

ik wil slechts schoonheid, poëzie 
wat zon en ’s avonds maneschijn 
een regenwolk in een woestijn 

en liefde geven aan al wie 
mij warmte schenkt of energie 
een lichaam om in thuis te zijn. 


© bert deben
Château de Petit Rechain, zondag 23 juni 1996, voor Robert. 



Je n’ ai ni besoin de luxe ni de château
je veux être juste un amant
un garçon d’ un entrepôt
qui fait partie d’ un tout

juste une part, une partie
de quelqu’un en qui je puisse disparaître
avec qui je puisse être un pour un moment
je n’ exige pas tant de la vie

je veux juste de la beauté, de la poésie
un peu de soleil et un clair de lune
un nuage de pluie dans un désert

et donner de l’ amour à tous ceux qui
me donnent de la chaleur ou de l’ énergie
un corps pour être chez soi. 
 
 
© bert deben
pour Robert. 
 


originele versie werd gepubliceerd in literair tijdschrift Gist jg.20 nr. 6  

maandag 3 juni 1996

Hugo, een sonnettencyclus


I.

Gewoonweg Hugo heette hij
hij was perfect in het beminnen
en ik zodanig buiten zinnen
dat rede snel verdween voor mij

’t verblinde ons hier allebei
en telkens mocht ik meer ontginnen
liefkozend lokte hij mij binnen
een hoogtepunt kwam naderbij

zijn omgeploegde ondergrond
behoorde enkel mij nog toe
hij keek naar hoe ik in hem ging

geen remming meer, met open mond
werd ik in hem verzadiging
en even niet meer levensmoe.

II.

Heel even niet meer levensmoe
mocht ik met hem de liefde delen
en gaandeweg de wil bespelen
zo gaven wij aan vrijheid toe

we braken beiden een taboe
door niets aan lusten te verhelen
het risico kon ons niet schelen
in dit verheven rendez-vous

hij was nog jong, maar heel ervaren
hij wist hoe alles samen hing
de vrije liefde en de nacht

er was geen sprake van bezwaren
ik vulde hem met mij en zacht
werd ik in hem verzadiging.

III.

Werd ik in hem verzadiging
of ben ik enkel klaargekomen
het maanlicht, struikgewas, de bomen
ik deed niet meer dan weer mijn ding

hoe mooi is zo’n herinnering
die vaak en vaag is voorgekomen
hoe vluchtig heb ik hem genomen
terwijl ik toch zijn lof bezing

hoeveel is mij zo’n jongen waard
ik kende noch zijn achtergrond
zijn liefdes- noch zijn levensloop

ik heb hem even aangestaard
hoe hij daar stond, vervuld van hoop
geen remming meer, met open mond.

IV.

Geen remming meer, met open mond
en toen die lach op zijn gezicht
zijn ogen strak naar mij gericht
de blik die toen te lezen stond

misschien is het wel ongegrond
maar nu lijkt het totaal ontwricht
een zwarte rand rond dit gedicht
er was iets dat ik niet verstond

waarom wou hij zo graag onveilig
ik wou, maar onder geen beding
mocht ik van hem bescherming aan

voor mij was dat voorheen steeds heilig
maar de drang verdrong de argwaan
ik keek naar hoe ik in hem ging.

V.

Ik keek naar hoe ik in hem ging
en hoe mijn grens hier werd verschoven
ooit hoorde ik mezelf beloven
dat vreemd en veilig samenhing

terwijl ik mijn verstand verdring
mijn eed zo grondig afgekloven
ik poot mezelf in vreemde hoven
ik wist dat ik een fout beging

hoe dom was ik en ondoordacht
en toch, weet ik, ook aangenaam
een duister spelen met het leven

de liefde van niet eens een nacht
ik heb ze met gevoel bedreven
uitzonderlijk vroeg ik zijn naam.

VI.

Uitzonderlijk vroeg ik zijn naam
maar niet waarom wij niet vermeden
of wat hij vond van wat wij deden
het ging vanzelf, hij was bekwaam

met boven ons de volle maan
misschien was dat de grote reden
geen toekomst was er, geen verleden
alleen heel even slechts de waan

de dood, ik heb hem steeds vereerd
en onverhoeds stond hij voor mij
verleidelijk in schemering

nog steeds door hem gefascineerd
gedenk ik de herinnering
gewoonweg Hugo heette hij.



© bert deben
Turnhout - Antwerpen, 17 april - 3 juni 1996.
Herwerkt, Vogelwaarde 27 november 2021.


donderdag 9 mei 1996

Relikwie


Relikwie  

Ik heb de zwemslip weggegooid 
die ik aan had toen ik jou ontmoette 
de kring heeft zich allicht voltooid   
want ik genoot, maar ook, ik boette 
door al het bittere dat het zoete 
nadien veelvuldig heeft getooid 

het was de laatste relikwie 
waarin ik eerst nog eenmaal zwom 
het klinkt banaal, maar wederom 
verlangde ik al de dingen die 
jij mij toen zo heftig liet beleven  

in de slip kwam alles weer tot leven. 


© bert deben 
Antwerpen, kleedhokje zwembad, 9 mei 1996, 
voor Jan, 7 jaar na 'jij kwam ... jij ging ...'



woensdag 24 april 1996

Miskend poëet steekt stad in brand!


schilderij: 'The madness of Nero' by Eric Armusik 
 

Bericht van Nero  


Ik wou dat ik jouw krant kon zijn
en dat jij mij een keer intens zou lezen
en dat verklaart waarschijnlijk mijn
drang om alsmaar interessant te wezen  

ik doe alvast de meeste gestoorde dingen
om toch jouw aandacht te verkrijgen
van gedichten schrijven tot folteringen
het stemt jou enkel maar tot zwijgen  

wat ik ook doe of wat ik laat
het deert jou niet – je kijkt niet op
je steekt  je hoofd diep in de krant
en leest hoe ’t met de wereld gaat …  

lees morgen maar de krantenkop:
“Miskend poëet steekt stad in brand!” 
 

© bert deben
Turnhout, woensdag 24 april 1996, voor Herman.
 


zaterdag 30 maart 1996

File


Langs rechts rijdt men mij vlot voorbij 
ik zucht, ik blaas, ik tandenknars 
dit zit mij in de file dwars 
ik kies steeds de verkeerde rij 

ik haat de traagheid van de massa 
waarom zijn er toch zoveel mensen 
een file kan ik echt verwensen 
net zoals wachten voor de kassa 

daar kies ik steeds de kortste rij 
maar absoluut gegarandeerd 
heeft iemand een artikel bij 
waarop geen prijs staat genoteerd 
of raakt de kassa geblokkeerd 

gelukkig inspireert dat mij ...


© bert deben 
E30 NL, zaterdag, 30 maart 1996, geschreven af en toe stilstaand in de file op weg 
naar mijn voordracht in Doesburg waar ik het meteen voorlas als openingsgedicht. 


Open Dag in De Oude Vicarie Doesburg, zaterdag 30 maart 1996

.

Tijdens het literaire gedeelte hiervan, o.l.v. Anneke Buys, mocht ik 2 x 10 minuten voordragen, alsook o.a. Anneke zelf en Aloys Oude Weernink.  Het was mijn eerste kennismaking met Lisa van Muylecom, met wie ik later nog geregeld zou samenwerken in Châteaux des Beaux Arts te Rendeux (Belgische Ardennen). 

maandag 11 maart 1996

Het kind in mij zal overleven


                         Antwerpen, 11 maart 1996.

gepubliceerd in 'Schoon Schip' jg 21, nr. 1 - 2014. 

dinsdag 27 februari 1996

Geen briefjes meer



Mijn vriend schrijft mij geen briefjes meer
want zoiets pas niet in zijn stijl
in lieve woordjes zit geen heil
en vroeger dan, is mijn verweer

ach ja, hij deed dat wel een keer
het was toen jacht, hij stond wat geil
maar dat romantische gekwijl
dat hoeft voor hem vandaag niet meer

het is onnozel tijdverdrijf
voor iemand uit de middenstand
hij heeft een zaak, hij leest de krant
hij denkt dat ik wel bij hem blijf.


© bert deben
Antwerpen, dinsdag 27 februari 1996, voor H.



in 1996 gepubliceerd in literair tijdschrift Gist, jg 19 nr 3. 

donderdag 15 februari 1996

 


Liefde is

Levenslang

Een groot gemis

 

© bert deben

Antwerpen, 15 feb. 1996 




maandag 12 februari 1996

Buikgriep

.
toiletrolkunst: Junior Fritz Jacquet
 

Buikgriep

Ik voel mij als een lappen pop
met lood en ijzer in de benen
kan zonder moeite aan mijn tenen
maar raak gewoon niet meer rechtop

er zitten watten in mijn kop
met tussenin wat losse stenen
ik zou een beetje willen wenen
maar iets slorpt al mijn tranen op

ik kruip uit bed en in de zetel
van uit de zetel weer naar bed
en tussendoor op het toilet

daar zit ik knus als op een netel
en fluit ik als een oude ketel
die kookt maar niet wordt afgezet.


© bert deben
Antwerpen, 12 feb. 1996. 
Geschreven onder invloed van een Giardia Lamblia infectie




vrijdag 9 februari 1996

Ontnuchterend

 

Ontnuchterend

               een sonnet voor 2 stemmen

 

Naief                                       

en Stoer

 

Hij was mijn prins op het witte paard

Hij was mijn zoveelste in een lange rij

totaal van slag heb ik hem aangestaard

er kon er nog wel eentje bij

 

het was op een fuif, ik verveelde mij

al zijn schoonheid werd geopenbaard

ik knoopte mijn hemd los, vroeg: ben je vrij?

hij heeft mij spontaan de liefde verklaard

 

binnen het uur lag hij naakt in mijn bed

flabbergasted zweefde ik met hem mee

een condoom? Dat bederft toch de pret!

hij was een zwemmer en ik was zijn zee

hij wou blijven slapen, maar ik zei ‘Nee!’

 

achteraf bleek ik gelukkig niet besmet.

 

 

© bert deben

Antwerpen, 9 februari 1996. 


.

dinsdag 6 februari 1996

Vaticaans sprookje

.
VATICAANS SPROOKJE 

Er was eens een man 
in een lang wit kleed 
die vliegvelden zoende 
en dat zelfs graag deed 

dus reisde hij bijna constant 
de hele wereld rond 
en kuste hij waar hij landde 
telkens weer de harde grond 

zo innig deed hij dat 
als was ’t zijn eerste keer 
maar na de daad, U raadt het al 
bekeek hij hen niet meer 

een ware Don Juan was hij 
de natte droom van elk asfalt 
en exhibitionistisch ook 
zijn afwijking werd uitgestald 

het was te zien op uw TV 
en op de foto’s in de krant 
hij zoende weer een landings- 
baan, in weer een ander land 

en ja, zoiets moet kunnen 
en dat is tevens de moraal: 
in een wereld vol tolerantie 
is al wat anders is normaal. 
 

© bert deben 
Antwerpen, 06 feb. 1996,  


maandag 29 januari 1996

Een masker en een rookgordijn



Ik werd door sommigen benijd 
voor een zoveelste compliment 
maar liefde, aandacht, alles went 
doch niemand ziet hoezeer ik lijd 

ik camoufleer neerslachtigheid 
al lachend en met schrijftalent 
maar als je niet gelukkig bent 
en steeds de zin in ’t leven kwijt 
dan is de schoonheid schone schijn 

wat room op een bedorven taart 
een masker en een rookgordijn 
het mooi zijn is niet zoveel waard 
als dit al jaren gaat gepaard 
met steeds maar dood te willen zijn. 


© bert deben 
Versie april 2021, origineel Antwerpen, 29 januari 1996, voor H.  

 

 .