donderdag 24 januari 2019

Aan de sonnetten ~ Jacques Perk

 
 
I         Aan de sonnetten
 
Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten, 
Gij, kindren van de rustige gedachte! 
De ware vrijheid luistert naar de wetten: 
Hij stelt de wet, die úwe wetten achtte: 
 
Naar eigen hand de vrije taal te zetten, 
Is eedle kunst, geen grens, die haar ontkrachtte; 
Beperking moet vernuft en vinding wetten; 
Tot heerschen is, wie zich beheerscht, bij machte: ~  
 
De geest, in enge grenzen ingetogen, 
Schijnt krachtig als de popel op te schieten, 
En de aard' te boren en den blauwen hoogen: 
 
Een zee van liefde in droppen uit te gieten, 
Zacht, éen voor éen - ziedaar mijn heerlijk pogen.... 
Sonnetten, klinkt! U dichten was genieten. ~
 
 
Jacques Perk
(Dordrecht, 10 juni 1859 - Amsterdam, 1 november 1881)
Uit ‘Mathilde - Een sonnettenkrans in vier boeken'
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
.
 
 
 
.
 
Jacques Fabrice Herman Perk overleed op 22-jarige leeftijd door een longaandoening. Zijn sonnettenkrans Mathilde, geschreven n.a.v. een ontmoeting met Mathilde Thomas tijdens een vakantie in de Belgische Ardennen en postuum uitgegeven door Willem Kloos, was de aanzet voor de vernieuwende Beweging van Tachtig in de Nederlandse literatuur.
 
Meer over Jacques Perk kan men vinden op:
de volledige sonnettenkrans kan men lezen op:
.

2 opmerkingen:

  1. Alles is nog een moeilijk te bewegen beeldhouwwerk vol dankbare sonnetten!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Iris

    Ik ben geboren uit zonne-gloren
    En een zucht van de ziedende zee,
    Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
    Gezwollen van wanhoop en wee;
    Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven
    Als dauw aan de roos, die ontlook
    Wen de dag-bruid zich baadt, en voor 't schuchter gelaat
    Een waaier van vlammen ontplook.

    Met tranen in 't oog, uit de diepte omhoog,
    Buig ik ten kus naar beneden:
    Mijn lichtende haren befloersen de baren,
    En mijn tranen lachen tevreden:
    Want, diep in zee, splijt de bedding in twee,
    Als mijn kus de golven doet gloren...

    En de aarde is gekloofd, en het lokkige hoofd
    Van Zephir doemt lachend te voren.
    Hij lacht...en zijn zucht jaagt mij, arme, in delucht,
    En een boog van tintlende kleuren
    Is mijn spoor, als ik wijk naar een droomerig rijk,
    Waar ik eenzaam om Zephir kan treuren.

    Hij mint me als ik hem.., maar zijn lach, zijn stem,
    Zijn kus..is een zucht: wij zwerven
    Omhoog, omlaag; wij willen gestaag,
    Maar wij kunnen noch kussen, noch sterven.

    Jacques Perk

    BeantwoordenVerwijderen