maandag 3 juni 1996

Hugo, een sonnettencyclus


I.

Gewoonweg Hugo heette hij
hij was perfect in het beminnen
en ik zodanig buiten zinnen
dat rede snel verdween voor mij

’t verblinde ons hier allebei
en telkens mocht ik meer ontginnen
liefkozend lokte hij mij binnen
een hoogtepunt kwam naderbij

zijn omgeploegde ondergrond
behoorde enkel mij nog toe
hij keek naar hoe ik in hem ging

geen remming meer, met open mond
werd ik in hem verzadiging
en even niet meer levensmoe.

II.

Heel even niet meer levensmoe
mocht ik met hem de liefde delen
en gaandeweg de wil bespelen
zo gaven wij aan vrijheid toe

we braken beiden een taboe
door niets aan lusten te verhelen
het risico kon ons niet schelen
in dit verheven rendez-vous

hij was nog jong, maar heel ervaren
hij wist hoe alles samen hing
de vrije liefde en de nacht

er was geen sprake van bezwaren
ik vulde hem met mij en zacht
werd ik in hem verzadiging.

III.

Werd ik in hem verzadiging
of ben ik enkel klaargekomen
het maanlicht, struikgewas, de bomen
ik deed niet meer dan weer mijn ding

hoe mooi is zo’n herinnering
die vaak en vaag is voorgekomen
hoe vluchtig heb ik hem genomen
terwijl ik toch zijn lof bezing

hoeveel is mij zo’n jongen waard
ik kende noch zijn achtergrond
zijn liefdes- noch zijn levensloop

ik heb hem even aangestaard
hoe hij daar stond, vervuld van hoop
geen remming meer, met open mond.

IV.

Geen remming meer, met open mond
en toen die lach op zijn gezicht
zijn ogen strak naar mij gericht
de blik die toen te lezen stond

misschien is het wel ongegrond
maar nu lijkt het totaal ontwricht
een zwarte rand rond dit gedicht
er was iets dat ik niet verstond

waarom wou hij zo graag onveilig
ik wou, maar onder geen beding
mocht ik van hem bescherming aan

voor mij was dat voorheen steeds heilig
maar de drang verdrong de argwaan
ik keek naar hoe ik in hem ging.

V.

Ik keek naar hoe ik in hem ging
en hoe mijn grens hier werd verschoven
ooit hoorde ik mezelf beloven
dat vreemd en veilig samenhing

terwijl ik mijn verstand verdring
mijn eed zo grondig afgekloven
ik poot mezelf in vreemde hoven
ik wist dat ik een fout beging

hoe dom was ik en ondoordacht
en toch, weet ik, ook aangenaam
een duister spelen met het leven

de liefde van niet eens een nacht
ik heb ze met gevoel bedreven
uitzonderlijk vroeg ik zijn naam.

VI.

Uitzonderlijk vroeg ik zijn naam
maar niet waarom wij niet vermeden
of wat hij vond van wat wij deden
het ging vanzelf, hij was bekwaam

met boven ons de volle maan
misschien was dat de grote reden
geen toekomst was er, geen verleden
alleen heel even slechts de waan

de dood, ik heb hem steeds vereerd
en onverhoeds stond hij voor mij
verleidelijk in schemering

nog steeds door hem gefascineerd
gedenk ik de herinnering
gewoonweg Hugo heette hij.



© bert deben
Turnhout - Antwerpen, 17 april - 3 juni 1996.
Herwerkt, Vogelwaarde 27 november 2021.


4 opmerkingen:

  1. Een heftige cyclus en invoelbare tweestrijd, mooi om dit onder aandacht te brengen zo vlak voor Wereld Aidsdag.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Nou dat komt even binnen!
    Er zit zoveel in. De spanning van het gevaar, spelen met het leven en toch even de lust voor het verstand laten gaan.
    En ook denk ik… acht wat is dat voor een jongen dat hij alleen zo wil vrijen, ook speelt met het leven of bewust met dat van anderen?
    In beide gevallen voel ik ook medelijden met zo’n jongen. Wat zoekt hij?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. tja, het speelde zich af in 1996, er was al wel onderdrukkende medicatie toen, maar niet zoals nu ... er waren ook toen al wel meer mannen die het gehad hadden met condoomgebruik, de meeste waren zelf al wel besmet en legden de verantwoordelijkheid bij de andere, al speelden daar dan weer andere dingen hun rol: eenzaamheid, dronken zijn, verlangen, bij mij op dat moment duidelijk een doodsverlangen dat wel eens meer op mijn weg kwam ...

      Verwijderen