de zon scheen vrolijk op het zomergras ze liepen, sprongen, riepen, joelden, maar verstilden plots als zij er was
in grote bochten liep men om haar heen ze keek niet op, ze lachte niet, ze was alleen.
Men fluisterde verhalen op het plein
men zei, men wist gewoon, ze zouden stelen ze zouden, zei men, niet betrouwbaar zijn men mocht met haar niet spelen in grote bochten liep men om haar heen ze keek niet op, ze lachte niet, ze was alleen.
Schaduw van de bomen, de zon scheen
ze beefde, durfde amper te bewegen ze gooiden soms wel eens van ver een steen soms hield men haar ook tegen
stapten dreigend in kleine cirkels om haar heen ze keek niet op, ze lachte niet, ze was alleen.
Ze schaterden, weer verder door gestapt
en joelden, ze riepen beledigende namen ze riepen dat haar vader was ontsnapt ze hadden lol, ze waren samen
ze bleef daar staan tot het geluid verdween ze keek niet om, ze huilde zacht, ze was alleen.
Bovenstaande
foto ‘A rose made of galaxies’ werd vrijgegeven op de 21ste verjaardag
van de lancering van de Hubble Ruimtetelescoop door NASA/ESA.De foto werd uitgekozen als meest indrukwekkende
van al de foto’s die toen reeds werden doorgestuurd naar de aarde.
De top 100 van de meest indrukwekkende foto's van Hubble kan men bewonderen op:
't Is goed in 't eigen hert te kijken Nog
even vóór het slapen gaan, Of ik van dageraad tot avond Geen
enkel hert heb zeer gedaan ;
Of ik geen oogen heb doen schreien, Geen
weemoed op een wezen lei ; Of ik aan liefdelooze menschen Een
woordeke van liefde zei.
En vind ik in het huis mijns herten, Dat
ik één droefenis genas, Dat ik mijn armen heb gewonden Rondom
één hoofd, dat eenzaam was... ;
Dan voel ik op mijn jonge lippen, Die
goedheid lijk een avond-zoen...
't Is goed in 't eigen hert te kijken En
zóó z'n oogen toe te doen.
Alice Nahon
uit ‘Op zachte Vooizekens’ – 1921
De Nederlandsche Boekhandel – Antwerpen
A. W. Sijthoff’s uitgeversmaatschappij – Leiden
'Avondliedeke' gelezen door Jeanine Schevernels:
Alice Nahon werd te Antwerpen geboren op 16 augustus 1896 en
was derde in een gezin van elf kinderen. Haar vader was een Nederlander met
Franse achtergrond, haar moeder was afkomstig uit Putte (nabij Mechelen).
Vanaf 1911 studeerde ze aan de landbouwschool te Overijse.
In 1914 ging ze aan de slag als leerling-verpleegster in het
Stuivenberg-ziekenhuis te Antwerpen. Ze werd echter ziek en men concludeerde
dat ze leed aan tuberculose. De hierop volgende jaren bracht ze door in diverse
sanatoria. In 1917 werd ze opgenomen in het St. Jozefinstituut te Tessenderlo
waar ze zes jaar verbleef. Naast haar longziekte worstelde ze ook regelmatig
met depressies. Tijdens haar verblijf in Tessenderlo schreef ze twee
poëziebundels: 'Vondelingskens' (1920) en 'Op zachte vooizekens' (1921).
In 1923 liet ze zich opnieuw onderzoeken in Luzern. De
diagnose luidde daar dat ze geen TBC had, maar een chronische bronchitis. Er
viel een zware last van haar af en ze herstelde toen vrij snel.Nadien verbleef ze nog een tijdje in Italië,
de Landes en Parijs.
Vanaf 1927 was ze werkzaam in de stadsbibliotheek te
Mechelen en genoot ze met volle teugen van het (nacht)leven. Ze behoorde tot de
kennissenkring van Fernand Berckeleers, Maurits Sabbe, Gerard Walschap e.a.
kunstenaars. In deze periode woonde ze in de kapelwoning van het kasteel
Cantecroy in Oude-God te Mortsel.
Alice Nahon schreef vooral eenvoudige, bijna kinderlijk
gevoelige gedichten (terugkerende thema's in haar werk waren eenzaamheid,
geloof en verlangen naar geluk), maar met haar bundel 'Schaduw' (1928) probeerde
zij zich te ontdoen van haar deugdzame en brave imago, waarvoor ze, vooral door Paul van Ostaijen, werd bekritiseerd en bespot.
Tijdens haar laatste levensjaar verhuisde ze naar de
Carnotstraat in Antwerpen en werd ze opnieuw ernstig ziek. Ze overleed op 21mei
1933, haar graf kan men nog steeds bezoeken op het Schoonselhof te Hoboken (Antwerpen).
SCHADUW
Ik heb de liefde liefgehad; daarom wellicht heeft zij me niet bemind. Zo doet de mooie minnaar met een zeer verliefde kind.
Ik heb de zon te lief gehad en beu van beedlen aan de deuren van de dagen ben ik geworden als een varenblad dat liever in de lommer leeft dan zon te dragen.
En daarom bouwt mijn kommer aan een huis waar lamp- en zonnelicht getemperd zijn voor de ogen en waar de soobre lijn van een gelaat en waar de vrede van een vriendschap staat lijk schaduw van een boom over mijn hoofd gebogen.
Alice Nahon
Uit 'Schaduw' - gedichten van Alice Nahon.
Uitgeverij: De Nederlandsche Boekhandel, 1928.
‘Ik heb de liefde liefgehad’ is ook de sprekende titel van een biografie over het leven van Alice Nahon, geschreven door Manu Van der Aa en bekroond met de ‘Prijs voor de monografie’ van de provincie Antwerpen.
Zelf werd ik geïnspireerd, na het beluisteren van een reportage op de radio over het (toch wel bewogen) leven van Alice Nahon, tot het schrijven van het gedicht dat ik vorig jaar al een keer op mijn blog plaatste:
‘Een buik van wol’ is een poëtische, beeldende muziektheatervoorstelling
over hondjes, heimwee en sneeuw. Over verliefd worden, breien en kwijtraken.
Maar hoe kwijt kan iets zijn als je het met dichte ogen nog steeds kan zien?
gepubliceerd in literair tijdschrift 'Schoon Schip', jg 21 nr 3, 2014
als je je ogen opslaat stroomt zij vol met licht – mijn lief, mijn vleugelslag – mijn zwaartekracht. Ik volg – van ganser harte en volstrekt onvrij
iedere stap, ieder gebaar; iedre verandering van je gezicht verandert mij. Nee niets ontbreekt aan onze liefde dan de onvolmaaktheid – zonder welke men niet ademen, niet leven kan.
Ik ben te rijk behuisd in je paleis
ik wil weer naar mijn kamertje terug en niets meer zien en niets meer horen ik wil weer arm en leeg zijn als tevoren. Ik-wil-naar-huis!
M. Vasalis
(mijn persoonlijk favoriete gedicht van haar) uit ‘De oude kustlijn’ – uitgeverij G.A. Van Oorschot
M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever
Fortuyn-Leenmans.
Ze werd 13 februari
1909 geboren in Den Haag en woonde van 1964 tot haar overlijden op 16
oktober1998 te Roden.Haar schuilnaam ‘Vasalis’ is een ombuiging
van ‘Vazal’, wat Latijn is voor haar meisjesnaam Leenmans.
Tijdens haar leven zou Vasalis slechts drie bundels uitbrengen:
in 1940 debuteerde zij met ‘Parken en woestijnen’, in 1947volgde ‘De vogel Phoenix’ en in 1954
‘Vergezichten en gezichten’.Haar werk
sloeg echter heel erg aan en werd ook veelvuldig bekroond, onder meer met de
Constantijn Huygensprijs in 1974 en de P.C. Hooft-prijs in 1982.Veel van haar gedichten werden echte klassiekers
in de Nederlandse literatuur.Enkele
jaren voor haar dood besloot ze toch nog een laatste bundel samen te stellen met nieuw werk, deze kwam postuum uit in 2002 onder de titel ‘De oude kustlijn’.
Ondanks haar bekendheid, koos Vasalis voor een teruggetrokken bestaan. In 2011 kwam er een Biografie uit over haar, samengesteld
door Maaike Meijer, die het unieke leven aantoont van Margaretha Leenmans (Haar
jeugd in Den Haag, medicijnenstudie in Leiden, haar specialisatie tot
psychiater, een lang verblijf in Zuid-Afrika, haar huwelijk, haar gezin en
werk, de vele vriendschappen en correspondenties met andere kunstenaars,
schrijvers, dichter en uitgevers).
Meer info over Vasalis kan men vinden op onderstaande links:
Hieronder ook nog een ode van het Letterkundig Museum aan Vasalis
en haar
eigen afsluitingsgedicht ‘Sub Finem’:
SUB FINEM
En nu nog maar alleen
het lichaam los te laten -
de liefste en de kinderen te laten gaan
alleen nog maar het sterke licht
het rode, zuivere van de late zon
te zien, te volgen - en de eigen weg te gaan.
Het werd, het was, het is gedaan.
Nominatie CITER-poëzieprijs van ‘Het Park vertelt’ te Oosterbeek .
Opdracht voor deze wedstrijd was een gedicht in te sturen bij één of meerdere kunstwerken van 7 geselecteerde kunstenaars uit Renkum.De werken kon men per internet bekijken op:'Het Park Vertelt'
Mijn gedicht ‘De dood is mooier dan het leven’, bij bovenstaand schilderij
‘Transformatie’ (100x120 cm) van Myriam Hazelzet, behoorde tot de door de jury genomineerde gedichten.
De wedstrijd was een onderdeel van het festival ‘Het Park vertelt’
(zondag 3 juni 2012) in park Hartenstein te Oosterbeek, waar men kon genieten
van o.a. optredens van Spinvis, een hele leuke voordracht van Joke van Leeuwen
en het ontroerend mooie theaterstuk ‘Een buik van wol’vanTheatergroep Fien.
.
.
Aan het einde van het festival werd bekend gemaakt wie de CITER-poëzieprijs in ontvangst mocht nemen - dit werd Meindert Boersma, met zijn gedicht 'Berkenrag' bij het kunstwerk 'Airborne' van Yolande Aits. De foto's van de kunstwerken, alle genomineerde gedichten en een selectie uit de inzendingen, werden gepubliceerd in een verzorgde brochure.
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" –
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom," zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."
P.N. van Eyck (1887 – 1954)
‘De tuinman en de Dood’ is waarschijnlijk één van de meeste
gekende gedichten uit de Nederlandse literatuur.Over de herkomst en de originaliteit er van is er ook al het
nodige geschreven en opgezocht.De
auteur Herman Franke (1948) heeft de speurtocht naar
de bron van het gedicht beschreven in zijn boek "De tuinman en de dood van
Diana", in 1999
uitgegeven bij Podium.
Pieter Nicolaas van Eyck (1 oktober1887, Breukelen - 10 april1954, Wassenaar
- Nederlandsdichter
en criticus), zou plagiaat hebben gepleegd door
het te vertalen van een Franstalige versie van Jean Cocteau, zonder diens naam
te vermelden.Hieronder de originele
versie uit de roman ‘Le Grand Ecart’, van Cocteau, die 3 jaar voor het
uitbrengen van het gedicht verscheen:
Un jeune jardinier persan dit à son prince: “J’ai rencontré
la Mort ce matin. Elle m’a fait un geste de menace. Sauve-moi! Je voudrais être
par miracle, à Ispahan ce soir.”
Le bon prince prête ses chevaux. L’après-midi, ce prince
rencontre la Mort. “Pourquoi lui demande-t-il avez-vous fait ce matin, à notre
jardinier, un geste de menace?”
“Je n’ai pas fait un geste de menace,” répond-elle, “mais un
geste de surprise. Car je le voyais loin d’Ispahan ce matin et je dois le
prendre à Ispahan ce soir.”
Jean Cocteau
Of men echt van plagiaat kan spreken is nog de vraag, want
ook Cocteau heeft het verhaal ‘geleend’.Varianten van dit verhaal komen voor in heel wat middeleeuwse parabels
geschreven door islamitische soefi’s.De meest bekende versie uit die periode is die van de schrijver Roemi (1207-1273). Deze
versie, te vinden in het Korancommentaar Masnavi-i Ma'navi, vertelt hoe Sulayman
(koning Salomo) in zijn paleis (in Jeruzalem)
een dienaar ontvangt die zegt de doodsdemon Azraël
te hebben ontmoet en vraagt te mogen vluchten naar India, waarna Sulayman van
Azraël verneemt dat hij diens dienaar in India moest halen.
De oudste versie van het verhaal is de Babylonische Talmoed, waarin koning Salomo
een gesprek heeft met de Engel des Doods, die twee
van Salomo's klerken zegt te komen halen. Salomo, die in de Joodse
traditie al eerder een reputatie had verworven als magiër,
beveelt daarop enkele geesten om het tweetal in veiligheid te brengen in het
land Luz. De volgende dag komt de Dood Salomo lachend tegemoet, omdat de koning
zijn dienaren heeft gezonden naar de plaats waar de Engel des Doods ze moest
afhalen.
Een moderne variant is dan weer te vinden in het
stripverhaal Persepolis van Marjane
Satrapi.Maar ook in de
Nederlandse literatuur vind men verschillende varianten (parodieën) op het
gedicht, waarvan ik persoonlijk die van Kees Stip de sterkste vind:
‘Ja,’ zei de dood, ‘ik heb het ook gelezen:
P.N. van Eyck, de tuinman en de dood.
De tuinman die zijn noodlot niet ontvlood
Doordat hij vluchtte waar ik ook moest wezen.
Toen kon je nog voor iemand in zijn nood
De vrees voor de verdoemenis ontvlezen
En zo hem van zijn zenuwen genezen.
Maar tegenwoordig werk ik in het groot.
Bij stoeten haal ik blozend haast van schaamte
Mensen en kinderen zo ondervoed
Dat ik gewoonweg twee keer kijken moet.
Zo mager zie je zelden een geraamte.
Ze voelen al geen angst meer en geen pijn.
Ha, denken ze, daar heb je dikke Hein.’
Kees Stip
Ook op mij had het gedicht destijds een grote invloed – het was
zowat het eerste gedicht dat mij meteen helemaal aansprak en mij zeker ook mee aanzette
om zelf te gaan dichten.In 1994 schreef
ik er een ‘antwoordgedicht’ op, waarmee ik dan ook graag afsluit:
De Meester Sprak !
(zeervrij naar P.N. Van Eyck)
Ik wou een afspraak met de Dood
maar die is richting Ispahaan
een tuinman achterna gegaan
die, voor wat ik zo wilde vlood
hoezeer ik ook mijn leven bood
er was geen overtuigen aan
hij plaatste mij zelfs achteraan
de bleke had aan mij geen nood
ik vroeg hem waarom ik dan niet
en hij, die niet wil, dan weer wel
verdwijnen mag uit deze hel
terwijl hij zijn bureau verliet
riep hij: “Hier discuteert men niet
IK bepaal de regels van het spel!”