Zwerversliefde
.
Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie'in de oude wind.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.
Wij zijn maar als de blaren in de wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind -
En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same'in 't oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.
Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom - voor we elkander weer vergeten -
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 aug. 1976)
Uit: ‘Voorbij de wegen’ 1920.
.
.Zwerversliefde
(naar Adriaan Roland Holst)
laten wij – al is het maar voor deze nacht
mekaar beminnen, als was de hemel eeuwig blauw
en ook al zal er tussen ons nooit sprake zijn van trouw
de vrije liefde mag hier teder zijn en zacht
en laten wij niet denken, aan wat dan niet mag zijn
terwijl ik jou verwen en wederzijds jij mij verwent
wij samen doen alsof de nacht geen einde kent
niet denkend aan een afscheid of aan pijn
want zijn wij niet als bladeren, zwervend in de wind
slechts zielen die hier dolen tot het einde van een tijd
en zijn wij dan niet meer dan dat, waarom dan een verwijt
als even maar een eenzaam blad, een ander blad bemint
al is het dan niet langer dan, niet meer dan maar één nacht
wat dienen wij te doen, dan te genieten en te leven
en zouden wij elkaar intens niet alles mogen geven
uit eerbied voor het toeval dat ons samen heeft gebracht
dus denk niet aan wat komen kan, of straks weer zal vergaan
ach laten wij die korte tijd niet zinloos zo besteden
maar leef met mij, de hele nacht en in het heden
en laat ons de herinnering voor eeuwig doen bestaan.
© bert deben
Antwerpen, 17 november 1993, voor André.