Het Huwelijk .
.
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard
en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg en praktische bezwaren,
en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
en zagen dat de man die zij hun vader heetten,
bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten,
een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Willem Elsschot
(Geb. Alfons De Ridder, 7 mei 1882 – 31 mei 1960)
‘Het Huwelijk’ is veruit het bekendste gedicht van de Antwerpse schrijver Willem Elsschot – hij schreef het op 7 mei 1910 te Rotterdam op zijn 28ste verjaardag. Vooral de zin ‘want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’ werd een veel geciteerde uitdrukking, waarvan nog maar weinigen de oorsprong zullen kennen. Het gedicht op zich is dan weer één van de meest beruchte gedichten uit de Nederlandstalige literatuur, vooral door de voor velen toch wel heel confronterende kijk op een huwelijk.
Elsschot en gezin
Tijdens een radio interview met de kinderen van Elsschot vertelden deze hoe pijnlijk ze het vonden voor hun moeder dat ‘Het Huwelijk’ steeds weer geciteerd werd – later zou het ook als lied bekend worden. In dat zelfde interview vertelden ze ook dat de vrouw van Elsschot binnen de 24 uur na zijn overlijden zelf zou sterven – na zijn dood bracht zij de kinderen hiervan op de hoogte, om zich daarna naast hem te leggen op het bed en kort daarna eeuwig in te slapen. Zijn as ligt samen met het lichaam van zijn echtgenote begraven op Het Schoonselhof te Antwerpen.
Elsschot werd vooral bekend als prozaschrijver (o.a. ‘Kaas’, ‘Tsjip’ en ‘Het Dwaallicht’) Meer info over Willem Elsschot:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Elsschot
of via de website van het Willem Elsschot Genootschap: http://www.weg.be/
Het gedicht zette mij aan om, van uit het standpunt van een gefantaseerde kennis des huizes, een antwoordgedicht te schrijven:
Het Huwelijk
(antwoordsonnet, vrij naar het gedicht van Elsschot,
van uit het standpunt van een vriend des huizes)
Ze heeft hem altijd trouw gediend
tot aan zijn allerlaatste uur
vanaf ’t begin, maar ook nadien
toen hij verbitterd en verzuurd
teleurgesteld, door heel het leven
haar heeft vernederd en geslagen
ze bleef bij hem en hem vergeven
in goede en in slechte dagen
en ja, ook zij heeft wel gedacht
dat zonder beter was dan met
maar luidop heeft zij ’t nooit gezegd
zo was zij ook niet groot gebracht
en toen hij dood lag daar op bed
heeft zij er zich bij neer gelegd.
© bert deben
Frankrijk, vrijdag 23 mei 2014,
geschreven tijdens een busrit van
Duinkerke naar Calais.