ZWAAR BELADEN
Vlaanderen, mijn vlakke landvol neonlichten en betongrauwe grijze randbedrijvenen veel meer regen nog dan zon
hier rijdt men over volle wegenmet volle vrachten files langvan ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laatvan autobaan tot autobaanom eerst te lossen, dan te ladenen daarna weer terug te gaan
mistroostigheid van stad tot stadveel meer nog in het randgebiedwaar elke honderd meter roodde mensheid van zichzelf niet zietof ze nog levend is of dood.
© bert debenE40 Gent - Oostende, woensdag 25 januari 2012.
gepubliceerd in Po-e-zine nr 6 jg 1, jan. 2014
Prachtig gedicht Bert. Zo voelt het precies. 🙏🍀
BeantwoordenVerwijderenApplaus.....
BeantwoordenVerwijderenOp doorreis door Vlaanderen
BeantwoordenVerwijderenAch mijn vrouw wil naar Zuid-Frankrijk
voor vakantie en vertier.
Daarom rijdt ze nu door Vlaanderen
en ik ben haar passagier.
Meid, waarom zo ver gereden,
waarom blijven we niet hier,
waarom blijven we niet in Vlaanderen
met zijn duizend soorten bier?
Hier zijn middeleeuwse steden,
majesteitelijk en fier,
hier schiep Breughel zijn taferelen
van het landvolk aan de zwier,
hier schiep Rubens vrouwenbillen
die getuigen van plezier,
in het landschap van Stan Ockers
en van Peerke Pollentier.
Weet je soms nog witter bloemen
dan de hagelwitte vlier,
zijn er ergens hogere bomen
dan de Vlaamse populier?
Smalle huizen op de velden:
ieder huis de pionier
van een nooit voltooide hoofdstraat
in een nooit gebouwd kwartier.
Vlaanderen, Vlaanderen door welk noodlot,
door welk wonderlijk bestier
word je steeds voorbij gereden,
worden al je mooie steden,
Brugge, Antwerp, Gent en Lier,
tot op heden steeds gemeden,
waarom blijft er niemand hier?
(Willem Wilmink)
Un lambeau de patrie
BeantwoordenVerwijderenCe n'est qu'un haut de sol dans l'infini du monde.
Le nord
y déchaine le vent qui mord.
Ce n'est qu'un peu de terre avec sa mer au bord
Et le déroulement de sa dune
inféconde.
.....
O Flandre,
Voilà comment tu vis,
Aprement, aujourd'hui ;
Voilà comment tu vis
Dans la gloire et sa flamme, et le deuil et sa cendre.
Jadis, je t'ai aimée avec un tel amour
Que je ne croyais pas qu'il eût pu croître un jour.
Mais je sais maintenant la ferveur infinie
Qui t'accompagne, ô Flandre, à travers l'agonie
Et t'assiste et te suit jusqu'au bord de la mort.
Et même, il est des jours de démence et de rage,
Où mon cœur te voudrait plus déplorable encor
Pour se pouvoir tuer à t'aimer davantage.